Mijn potloodpunten druk ik stomp, een grijze bergwand groeit. Geen mens, geen dier, alleen een lokkend gat. Mijn tekening is af, ik prik haar op de muur. Nu gaan mijn ogen op een kier. Ik ga een poosje staren omdat ik dan het bootje zie dat ergens dobbert in die grot met mij als passagier bij het verborgen meer met zachtjes wuivend wier. Heel rustig wacht ik hier. Nog even, even en alles komt tot leven |